Monumentenzorg Sint-Kruis

Ankerplaats “Maleveld en Kasteel van Male”.

Brugge beschikt sinds kort over een eerste, bij Ministerieel Besluit aangeduide ankerplaats. Op 8 februari 2012 besliste de Vlaamse Regering tot definitieve aanduiding van de ankerplaats “Maleveld en kasteel van Male te Brugge en Damme” omwille van zijn historische-landschappelijke waarde. Het betreft de ruimere omgeving van het Maleveld en het kasteel van Male.

“De ‘aanduiding van ankerplaatsen’ is, zoals de ‘bescherming van landschappen’, een instrument voor de bescherming en een goed beheer van waardevolle landschappen”, aldus Schepen van Ruimtelijke Ordening Mercedes Van Volcem. “Beide instrumenten vinden een basis in het decreet betreffende de landschapszorg”.

“Definitief aangeduide ankerplaatsen hebben enkel rechtsgevolgen voor de overheid”, zegt Van Volcem, “niet voor de burger. Gebonden aan de zorgplicht moet de overheid bij het nemen van beslissingen erover waken dat er geen schade ontstaat aan de typerende landschapskenmerken”.

“Definititief aangeduide ankerplaatsen krijgen wel rechtsgevolgen voor de burger wanneer ze in een ruimtelijk uitvoeringplan als ‘erfgoedlandschap’ worden afgebakend. Vanaf dan vormen ze een beoordelingsgrond voor vergunningsaanvragen en ontstaat ook de mogelijkheid om premies te krijgen (onderhoudspremies, landschapspremies)”, aldus de Schepen.

“De opname van het Maleveld binnen de ankerplaats vormt een knelpunt voor het ruimtelijk uitvoeringsplan dat de Stad opmaakt om het Maleveld bijkomende sportinfrastructuur (voetbal- en krachtbalvelden) te voorzien. Deze plannen van de Stad conflicteren namelijk met de historisch landschappelijke openheid van het maleveld. De Stad bracht daarover eerder (augustus 2011) een ongunstig standpunt uit t.a.v. de Vlaamse Overheid. De definitieve aanduiding van de ankerplaats brengt de geplande uitbreiding van de sportinfrastructuur in het gedrang. Dit aspect werd vandaag voorgelegd aan het College van Burgemeester en Schepenen”. “Wij zullen nu een annulatieverzoek indienen bij de Raad van State”, zegt Mercedes Van Volcem, “wordt vervolgd.”