Beleid Beleid Parlementair werk

Vergunningsprocedure voor strategische projecten (transport en energie) moet sneller

Er is een probleem met de verschillende procedures die we vandaag kennen om versterkingen van hoogspanningslijnen in te tekenen in de ruimtelijke plannen, en om daar de nodige vergunningen voor te verkrijgen. In de commissie Ruimtelijke Ordening kwam op aangeven van Bart Martens de versnelde vergunningsprocedure op woensdag 24 oktober opnieuw ter sprake. Iets waar Mercedes Van Volcem al van bij aanvang op hamert bij minister Muyters… “Er is beterschap op komst” bevestigt Muyters.

In het ontwikkelingsplan van Elia zijn er twee speerpuntprojecten, waarin er heel wat juridische problemen zijn. Het eerste is het Stevin-project, dat hier al dikwijls aan de orde is geweest. Het project strekt zich uit in de provincies Oost- en West-Vlaanderen en voorziet onder meer in een versterking van het bovengrondse hoogspanningsnet tussen Zomergem en Zeebrugge. Dat is nodig om de windenergie die op zee wordt geoogst, aan land te krijgen. Het is ook nodig om de toename van decentrale productie aan onze kust op het net te krijgen.

Het tweede project is het Brabo-project, dat voorziet in een versterking van de hoogspanningslijnen tussen de post Mercator in Kruibeke en Zandvliet in de Antwerpse haven. Dat is nodig om de toegenomen bedrijvigheid van stroom te kunnen voorzien en ook nieuwe productie-installaties in het Antwerpse havengebied te kunnen aansluiten. Het is ook van belang om de invoercapaciteit van stroom uit Nederland te kunnen vergroten. Als het Brabo-project wordt gerealiseerd, wordt er voor 1000 megawatt extra invoercapaciteit gecreëerd. Dat is niet onbelangrijk, gelet op de overcapaciteit van elektriciteitscentrales in Nederland en de problemen die we kunnen verwachten in ongeziene omstandigheden als de kernuitstap zoals gepland gebeurt en er tegelijk in Vlaanderen extra installaties worden gesloten, wat ook wordt aangekondigd door een aantal energieproducenten.

Die projecten zijn van cruciaal belang voor het garanderen van onze bevoorradingszekerheid en voor het halen van onze hernieuwbare energiedoelstellingen, die we van Europa tegen 2020 moeten realiseren. Ze zijn ook van cruciaal belang om al die honderden miljoenen euro investeringen in de Noordzee die klaar staan, te laten doorgaan. Als er geen duidelijkheid komt over een spoedige aflevering van de vergunningen zullen die investeerders hun beslissingen on hold zetten. Dit zou heel jammer zou zijn omdat onze windmolenexploitanten op de Noordzee een soort referentie willen opbouwen om straks in de orders die lopen in Duitsland en Groot-Brittannië te kunnen meespelen.

 

Desondanks lopen diverse projecten vertraging op, door onduidelijkheden met betrekking tot de MER-wetgeving (milieueffectrapportage) en door de cascade van procedures die we vandaag kennen.

 

De cascade van procedures en opeenstapeling van vergunningen die nodig zijn om dergelijke hoogspanningsprojecten gerealiseerd te krijgen, zijn van het goede te veel. Voor een nieuwe hoogspanningslijn kan worden gerealiseerd, moet die eerst zijn opgenomen in het ontwikkelingsplan van Elia. Dan moet er een plan-MER worden gemaakt. Dan moet er een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan worden gemaakt. Dan moet er een project-MER worden gemaakt. Dan moet er een stedenbouwkundige vergunning worden verstrekt. Dan moet er een milieuvergunning worden verstrekt. En dan heb ik het nog niet over de twee federale vergunningen die moeten worden gegeven: een federale wegenvergunning en een verklaring van openbaar nut. Zetten we dat alles op een rijtje, dan zitten we met doorlooptijden van meer dan tien jaar. Voor dergelijke maatschappelijk belangrijke investeringsprojecten is dat veel te veel. Ik herinner me dat de commissie-Sauwens die in dit parlement werkzaam is geweest, een doorlooptijd van twee jaar in het vooruitzicht stelde. Ook zitten we met het fenomeen dat er voor één project minstens vijf openbare onderzoeken nodig zijn in de diverse stadia van het besluitvormingstraject. Op den duur wordt dat trivaal. Burgers hebben het gevoel dat men met hun voeten aan het spelen is. Met betrekking tot eenzelfde project wordt er immers telkens opnieuw een consultatie of een openbaar onderzoek opgezet, in het kader van de kennisgeving voor de plan-MER, in het kader van het openbaar onderzoek met betrekking tot het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Ook de kennisgeving voor de project-MER is een moment van publieksconsultatie. Dan hebben we nog het openbaar onderzoek met betrekking tot de stedenbouwkundige vergunning en het openbaar onderzoek met betrekking tot de milieuvergunning.

 

Dit is van het goede te veel.  Diverse instanties hebben dat ook opgemerkt. De commissie-Sauwens heeft in aanbeveling 19 gevraagd dat er een versnelde procedure zou komen voor het vergunnen van maatschappelijk belangrijke investeringsprojecten, met een integratie van de plan-MER in de GRUP-procedure. Aanbeveling 35 pleit voor de integratie van een project-MER in de procedure van de stedenbouwkundige vergunning of voor de milieuvergunning.

 

Elia, de hoogspanningsnetbeheerder, deed al voorstellen om de procedures te vereenvoudigen, met een pleidooi voor een ‘one stop shop’ en een verregaande integratie van vergunningsprocedures tussen het federale en het regionale niveau, waarbij dubbele procedures – openbare onderzoeken die dubbel gebeuren, dubbele adviezen van administraties, milieustudies die dubbel moeten gebeuren – kunnen worden vermeden.

 

Ook de Europese Commissie is zich bewust van het probleem. Ze werk aan een verordening ter zake. Er is een ontwerp van verordening gepubliceerd dat tot doel heeft de procedures die noodzakelijk zijn om het Europese energiebeleid mogelijk te maken, sneller te laten verlopen. Dat ontwerp van oktober van vorig jaar voorziet in het aanduiden in elke lidstaat van één bevoegde instantie die verantwoordelijk zou zijn voor de coördinatie van de vergunningen. Rekening houdend met de aanbevelingen van de Staten-Generaal voor Energie en van Elia en gezien de verwachtingen van de Europese Commissie lijkt het noodzakelijk om voor strategisch belangrijke hoogspanningsnetprojecten een efficiënt en geïntegreerd vergunningssysteem uit te werken. We kunnen dat doen voor alle maatschappelijk belangrijke investeringsprojecten, of we kunnen natuurlijk ook naar een regelgeving sui generis gaan voor het vergunnen van hoogspanningslijnen. In Duitsland heeft men daar werk van gemaakt. Een specifieke Duitse wetgeving die in een versoepeld traject voorziet, met een snellere doorlooptijd, voor strategisch belangrijke investeringen in het transport van energie.

 

Welke concrete voorstellen hebt u voor de vereenvoudiging van het procedureverloop voor strategisch belangrijke projecten voor het transport van elektriciteit en gas? Kan daarmee de maximumtermijn voor het verkrijgen van vergunningen worden beperkt tot drie jaar, zoals is vastgelegd in die Europese ontwerpverordening? Tegen wanneer kan een vereenvoudigd procedureverloop gerealiseerd zijn? Bent u desgevallend bereid om naar analogie met Duitsland een sui-generisregeling uit te vaardigen?

“We weten dat de lobby van de groene energie overal zwaar doorweegt. Men heeft nog eens een verordening proberen te maken. Ik denk dat er veel te weinig op lange termijn wordt gedacht. Men plaatst windmolens in de Noordzee maar men heeft er nooit over nagedacht hoe men die energie aan land moet krijgen. De vergunningen zijn maar in een laatste fase naar voren gebracht. Bovendien heeft men totaal geen rekening gehouden – ik heb het van heel dichtbij gevolgd – met het feit dat er als het ware een elektrische Lange Wapper door Vlaanderen zou ontstaan. Door de windmolens op zee moet men een nieuw hoogspanningsnet bouwen. Minister, ik wil het nog eens duidelijk zeggen, men doet er soms smalend over, maar bij de keuzes in de MER van de trajecten is opnieuw gekozen om geen trajecten in de open ruimte te plannen maar wel boven de huizen van de mensen. Het resultaat is dat iedereen bezwaar heeft ingediend en dat er opschudding was tijdens de hoorzittingen van Elia bij mensen die in bepaalde deelgebieden wonen. U kunt daar niet aan doen, dat is een project van de MER. Maar zolang er alleen maar rekening wordt gehouden met natuur en milieu en dat het feit dat de vogels tegen de draad kunnen vliegen, van doorslaggevend belang is bij de keuze van een traject in de MER-procedure, zolang zul je altijd rechtspraak en inspraak hebben en zullen procedures in Vlaanderen nooit vooruit kunnen gaan.” reageert Mercedes Van Volcem.

“Er is niet alleen de ruimtelijke ordening. Ook mijn stad heeft geprocedeerd want men voorziet in een hoogspanningsnet maar men heeft er geen rekening mee gehouden dat in een dorp zoals Zeebrugge door de inplanting van een omvormingsstation van700 vierkante meter,19 meterhoog, heel het landschap van het dorp kapot gaat. Aan de overkant bouwt men nog een ander stuk.13 hectareheeft men nodig voor die volledige omvorming. Dat zijn allemaal zaken waar men niet aan denkt en die ook een enorme impact hebben op de ruimtelijke ordening. Men zet zelfs die omvormingsstations naast een sociale woonwijk. Men zegt dan dat het daar het minst belastend is. Als we zeggen dat we een stukje landouwgrond willen aansnijden om de transportzone noordelijk te kunnen uitbreiden en daar te plannen, dan zegt men: neen, dat kan niet want dat is herbevestigd in de agrarische structuur. Men doet het naast een sociale woning bij het binnenkomen van een dorp. Dan is men verwonderd dat de mensen beroep aantekenen en dat de stad daar niet mee akkoord gaat. Dat men nu vlug ruimtelijke uitvoeringsplannen wil realiseren, daar ben ik absoluut voorstander van. ‘Sneller en beter in Vlaanderen’, daar zijn grote commissievergaderingen over geweest met heel veel

aanbevelingen, maar we hebben nog een jaar de tijd. Ik stel vast dat er wat betreft ruimtelijke uitvoeringsplannen niets is veranderd.”

 

 

Minister Muyters stelt in zijn antwoord:

“De Vlaamse Regering deelt de bezorgdheid die naar voren werd gebracht. Het wordt nu voor elektriciteit en energie naar voren gebracht, maar iedereen weet dat het voor elke investeerder met de huidige procedure moeilijk is om binnen een redelijke termijn belangrijke investeringsprojecten te realiseren. U hebt het over die cascade van procedures, zoals u het noemde, die de integratie en afstemming onmogelijk maken, over het gebrek aan maatschappelijk draagvlak, dat mevrouw Van Volcem nog heeft aangehaald, de veelvuldige aanvechtingen van vaak moeizaam verworven vergunningen en de wijze waarop de rechtsbescherming is georganiseerd. Ik denk dat we de problematiek allemaal kennen.

Ik meen, en met mij de hele Vlaamse Regering, dat een fundamenteel herdenken van de procedures maar tevens van de filosofie en aanpak noodzakelijk zijn. Dat vraagt tijd. We moeten ons vragen stellen. Hoe gaan we om met participatie? Hoe organiseren we een geïntegreerd voortraject? Op welke manier schakelen we mijn administratie in?

Minister Schauvliege en mezelf brachten u dit jaar op de hoogte van de stand van zaken betreffende het kaderdecreet ‘versnellen van investeringsprojecten’ of de drietrapsraket. Het gaat om meer dan alleen energieprojecten. Volgende elementen zijn essentieel voor een goed werkende drietrapsraket: een geïntegreerde en procesmatige aanpak, investeren in een goed voortraject, participatie en communicatie en getrechterde besluitvorming. In de drietrapsraket zijn er nog twee openbare onderzoeken. De dialoog met de brede bevolking maakt deel uit van die andere aanpak. De nieuwe aanpak moet garanderen dat problemen zo vroeg mogelijk in het proces worden gedetecteerd en dat tegelijk een zo groot mogelijk politiek en maatschappelijk draagvlak bereikt en aangehouden wordt. Deze aanpak garandeert dat we niet alleen de noodzakelijke onderzoeken kunnen koppelen maar dat we ook de Europese verplichtingen inzake de MER flexibeler, logischer en met minder kansen op betwistingen kunnen invullen.

Het is moeilijk in te schatten hoe ‘snel’ de nieuwe aanpak vanaf de doelstellingenformulering tot een projectbesluit zal leiden, maar het is wel duidelijk dat gelet op het engagement van de betrokken overheden en het vroegtijdig detecteren van maatschappelijk draagvlak, dit vlotter zou moeten gaan met uiteindelijk een transparante en betere besluitvorming. Ik ben ervan overtuigd dat niet alleen ten gevolge van Europese regelgeving maar tevens vanuit de overtuiging van de Vlaamse Regering dat we het systeem moeten herdenken en maximaal moeten inzetten op het nieuwe kaderdecreet ‘versnellen van investeringsprojecten’.

Er is een goede samenwerking met de andere gewestelijke administraties, tussen de gewesten en met de federale overheid. Deze besprekingen zijn nog niet afgelopen. Bij de uitvoering van de verordening zal hoogstwaarschijnlijk een samenwerkingsakkoord nodig zijn of minstens een andere vorm van afspraken tussen de gewesten en de federale overheid om de vergunningverlening van deze energieprojecten gecoördineerd te laten verlopen, want volgens de Europese ontwerpverordening zal er per lidstaat een coördinerende overheidsdienst moeten worden aangeduid. We zullen dat via afspraken of een samenwerkingsakkoord moeten regelen.

Mijn beleidsbrief werd vrijdag ingediend, maar is misschien nog niet ter beschikking. U zult daarin kunnen lezen dat ik mijn volle medewerking hieraan verleen. In samenwerking met minister Van den Bossche, bevoegd voor de energie, zal ik verdere opvolging geven aan de resultaten van de studie ‘onthaalcapaciteit hernieuwbare energie’ en ik zal samen met haar de Europese ontwerpverordening in verband met de uitbouw van de trans-Europese energie-infrastructuur verder bekijken.

 

Er wordt momenteel gewerkt aan het decreet Complexe Investeringsprojecten. Als alles volgens plan verloopt, zullen we dit decreet door de regering principieel laten goedkeuren begin 2013, waarna de externe consultatie kan starten. Afhankelijk daarvan zal de behandeling in het parlement kunnen gebeuren. Hoeveel zal door de adviesinstanties aan wijziging worden gevraagd? Hoe fundamenteel is dat? Ik kan daar moeilijk op antwoorden. De start is gepland begin 2013. Het is niet de bedoeling om naast dit – grote – project nog een andere procedure uit te werken specifiek voor hoogspanningslijnen of andere energiesystemen. De reden hiervoor is dat het overzicht van en de duidelijkheid over het soort procedures van groot belang is. Een verdienste van het kaderdecreet moet zijn dat de procesmatige aanpak voor maatwerk mogelijk is. Elke situatie en context zijn immers uniek. Dit kaderdecreet moet kunnen worden toegepast op zowel publieke als op private complexe projecten. Het kaderdecreet moet oplossingen kunnen bieden voor een ruime waaier van investeringen. Ik denk hierbij aan investeringen in infrastructuur, bedrijvigheid, energie, maar evenzeer aan investeringen in het kader van waterbeheersing, ecologie, delfstoffen enzovoort. Al die aspecten moeten aan bod kunnen komen.”