BRUSSEL – Vanaf 9 juni worden ook de coronamaatregelen voor de Vlaamse woningmarkt versoepeld. De kleurcode voor de woningmarkt gaat van rood naar oranje: “Al blijft het nodig om de nodige afstands- en hygiënemaatregelen te hanteren”, aldus Vlaams volksvertegenwoordiger Mercedes Van Volcem.
Ook de Vlaamse woningmarkt ontsnapte niet aan Covid 19. Vorig jaar werden een regelgeving vastgelegd voor de woningmarkt gebaseerd op vier scenario’s met een eigen kleurcode: rood, oranje, geel en groen. Groen duidde op een periode zonder risico’s met geen beperkingen tot een rode periode met de strengste beperkingen mogelijk voor de sector.
Vanaf 9 juni gaat de woningmarkt van code rood naar code oranje. Dat betekent dat de maatregelen minder streng zullen worden al zullen niet-essentiële contacten nog altijd beperkt worden.
“Een nieuwe huur- of koopovereenkomst kan face to face ondertekend worden al moeten de voorzorgsmaatregelen zeker gerespecteer worden. Een sleuteloverdracht gebeurt ook al op die manier vandaag”, aldus de volksvertegenwoordiger. “Bezichtigingen, verhuizingen en huisbezoeken kunnen opnieuw doorgaan op voorwaarde dat de algemene voorzorgsmaatregelen gerespecteerd worden. Ook de conformiteitsonderzoeken gaan opnieuw door”, aldus Van Volcem.
BRUSSEL- De gemiddelde sociale huurder in 2019 was een alleenstaande vrouw tussen de 50 en 59 die tussen de 1 en 5 jaar de sociale woning betrok. Dat blijkt uit de evolutie die die volksvertegenwoordiger Mercedes Van Volcem opvroeg bij Vlaams minister van Wonen, Matthias Diependaele van 2011 tot nu (tienjarige evolutie). Daaruit blijkt ook dat sinds 2011 er een verschuiving heeft plaatsgevonden van hoe lang die sociale huurder een sociale woning huurt. “Er is een evolutie van het aantal jaren dat sociale huurder hun woning betrekken. Daarbij komt dat 3.921 sociale huurders minstens 50 procent meer dan de inkomensgrens voor de toewijzing van een sociale huurwoning verdienen. Dat is amper 3 procent van de zetelende huurder”, zegt Van Volcem. Bijna 10000 mensen hebben vandaag een inkomen boven de oorspronkelijke inkomensgrens (6,5 procent) van de 150000 mensen die wonen in een sociale woning huurwoning. Een sociale huurder blijft langer in de sociale woning
In 2011 waren er 135.881 mensen die een sociale woning huurden: 65.768 mannen en 70.102 vrouwen. Eind 2019 is dat een kleine 10.000 mensen meer: 145.212. Ieder jaar stijgt het aantal sociale huurders, ook al zijn dat er niet veel.
“Wat wel opvallend is, is de aard van die huurder. In 2011 betrok de grootste groep sociale huurders minder dan een jaar hun sociale woning: 57.123 huurders. Blijkbaar waren er toen veel toewijzingen. Nu ligt dat zwaartepunt op de categorie van een woningduur tussen de 1 en 5 jaar”, legt Van Volcem uit, “Meer nog: de categorieën van een woningduur 6 tot 10 jaar en 11 tot 20 jaar zijn ongeveer verdubbeld. Daar spreken we respectievelijk van 22.904 en 12.363 huurders in 2011, waar dat eind 2019 42.582 en 30.849 huurders zijn. De sociale huurders blijven dus sociale huurders. Weinig stromen uit.”
Sedert 2017 worden tijdelijke contracten afgesloten ingevolge nieuwe regelgeving, meer bepaald reeds meer dan 15000 contracten. Pas na negen jaar zullen de eerste effecten van die doorstroming te zien zijn.
Jaar
Leeftijdscategorieën
Geslacht
0-19j
20-29j
30-39j
40-49j
50-59j
60-64j
65-69j
70-79j
80-89j
90j+
Eindtotaal
2011
64
6.220
15.764
25.514
29.624
13.950
11.898
20.302
11.321
1.224
135.881
Man
39
2.879
7.885
11.910
14.790
7.468
6.396
9.895
4.163
343
65.768
Vrouw
25
3.341
7.879
13.604
14.834
6.482
5.502
10.407
7.158
870
70.102
Geen gegevens
11
11
2012
199
5.968
15.747
25.529
30.207
14.373
12.874
20.271
11.561
1.334
138.063
Man
105
2.735
7.801
11.941
14.864
7.564
6.836
9.810
4.245
354
66.255
Vrouw
94
3.233
7.946
13.588
15.343
6.809
6.038
10.461
7.316
976
71.804
Geen gegevens
4
4
2013
407
5.715
15.655
24.948
30.459
14.733
13.390
20.173
11.525
1.395
138.400
Man
207
2.549
7.728
11.630
14.789
7.636
7.068
9.693
4.304
386
65.990
Vrouw
200
3.166
7.927
13.318
15.670
7.097
6.322
10.480
7.221
1.005
72.406
Geen gegevens
4
4
2014
277
5.610
15.869
24.477
30.714
15.127
13.957
20.450
11.672
1.490
139.643
Man
149
2.553
7.847
11.503
14.804
7.741
7.294
9.878
4.434
416
66.619
Vrouw
128
3.057
8.022
12.974
15.910
7.386
6.663
10.572
7.238
1.072
73.022
Geen gegevens
2
2
2015
163
5.677
16.080
24.157
30.871
15.532
14.637
20.740
11.738
1.532
141.127
Man
77
2.609
7.827
11.402
14.644
7.818
7.465
9.968
4.447
419
66.676
Vrouw
86
3.068
8.253
12.755
16.227
7.714
7.172
10.772
7.291
1.100
74.438
Geen gegevens
13
13
2016
131
5.683
16.359
24.153
31.030
16.169
14.722
21.486
11.791
1.647
143.171
Man
76
2.680
7.902
11.500
14.575
7.982
7.414
10.297
4.516
452
67.394
Vrouw
55
3.003
8.457
12.653
16.455
8.187
7.308
11.189
7.275
1.173
75.755
Geen gegevens
22
22
2017
146
5.510
16.323
23.883
31.102
16.324
15.010
22.005
11.882
1.845
144.030
Man
84
2.638
7.786
11.464
14.462
7.965
7.413
10.441
4.545
579
67.377
Vrouw
62
2.872
8.537
12.419
16.640
8.359
7.597
11.564
7.337
1.250
76.637
Geen gegevens
16
16
2018
142
5.280
16.465
23.658
30.911
16.576
15.372
22.399
11.963
1.939
144.705
Man
90
2.611
7.820
11.393
14.401
7.951
7.482
10.518
4.580
605
67.451
Vrouw
52
2.669
8.645
12.265
16.510
8.625
7.890
11.881
7.383
1.316
77.236
Geen gegevens
18
18
2019
142
5.076
16.267
23.438
30.911
16.654
15.604
23.024
12.017
2.079
145.212
Man
96
2.542
7.704
11.345
14.401
7.902
7.533
10.757
4.602
654
67.536
Vrouw
46
2.534
8.563
12.093
16.510
8.752
8.071
12.267
7.415
1.392
77.643
Geen gegevens
33
33
Alleenstaanden
De grootste groep van die sociale huurders zijn alleenstaanden zonder minderjarigen, meer bepaald: 69.028 huurders. Daarna volgt de groep samenwonenden zonder minderjarigen: 38.494. Dus twee op drie sociale huurders is een gezin zonder minderjarige kinderen.
Jaar
2019
2018
2017
2016
2015
2014
2013
2012
2011
Gezinssamenstelling
Aantal
Aantal
Aantal
Aantal
Aantal
Aantal
Aantal
Aantal
Aantal
Alleenstaande zonder minderjarige
69.028
68.092
67.242
66.415
64.172
62.904
61.180
62.019
59.589
Alleenstaande met 1 minderjarige
6.175
6.237
6.265
6.218
6.057
5.968
5.972
6.196
6.266
Alleenstaande met 2 minderjarige
3.944
3.966
3.931
3.920
3.825
3.802
3.891
3.939
3.868
Alleenstaande met 3 minderjarige
1.461
1.475
1.453
1.371
1.351
1.384
1.348
1.341
1.280
Alleenstaande met 4 of meer minderjarige
3.742
3.667
3.590
3.422
3.212
3.096
3.035
2.959
2.827
Samenwonenden zonder minderjarige
38.494
38.475
38.810
38.763
37.895
38.076
38.022
39.190
38.951
Samenwonenden met 1 minderjarige
8.649
8.833
8.844
8.957
8.828
8.860
8.883
8.921
8.863
Samenwonenden met 2 minderjarige
7.156
7.142
7.183
7.232
7.084
7.054
7.092
7.026
6.839
Samenwonenden met 3 minderjarige
4.957
4.899
4.811
4.721
4.619
4.363
4.186
4.058
3.873
Samenwonenden met 4 of meer minderjarige
24
17
30
21
77
78
71
34
77
Geen gegevens
1.594
1.906
1.820
2.179
4.008
4.061
4.824
2.391
3.487
Leeftijd
De leeftijdsgroep 40-49 en 50-59 zijn het best vertegenwoordigd: samen vertegenwoordigen ze 54.349 van de sociale huurders. Ook de sociale huurders tussen 70 en 79 zijn duidelijk vertegenwoordigd met 23024 huurders. De jongeren zijn het minst vertegenwoordigd in een sociale woning. Amper 5200 huurders onder de dertig jaar hebben een sociale huurwoningen.
Jaar
2019
2018
2017
2016
2015
2014
2013
2012
2011
Woonduur
Aantal
Aantal
Aantal
Aantal
Aantal
Aantal
Aantal
Aantal
Aantal
<1 jaar
11.624
12.024
12.224
12.802
12.752
12.110
33.255
53.983
57.123
1-5 jaar
49.220
48.525
65.297
64.468
64.208
65.355
59.420
38.794
35.858
6-10 jaar
42.582
44.189
27.834
27.594
27.415
27.665
23.120
23.083
22.904
11-20 jaar
30.849
29.186
27.919
27.018
25.667
23.758
16.536
14.753
12.363
21-30 jaar
5.782
5.571
5.458
6.379
6.272
6.193
3.417
4.382
4.621
31-40 jaar
3.642
3.751
3.873
3.422
3.279
3.155
1.754
1.999
1.920
41-50 jaar
1.212
1.164
1.128
1.172
1.221
1.078
660
782
799
> 50 jaar
301
295
297
316
313
329
238
288
294
Inkomensgrens
Op de laatste dag van 2019 waren er 9.858 sociale huurders met een totaal gezinsinkomen dat hoger ligt dan de inkomensgrens voor de toewijzing van een sociale huurwoning in 2019. “Dat gaat om sociale huurders die een levenslang huurcontract afsloten voor 2017 en waar het inkomen geen permanente impact heeft op hun recht op een sociale woning of niet”, duidt Van Volcem.
3.921 van die sociale huurders verdienen tussen de 50 en 200 procent meer dan die bepaalde inkomensgrens. “Dat wil zeggen dat sommige gezinnen dus tot drie keer en meer verdienen dan toen ze de sociale woning toegewezen kregen”, gaat de volksvertegenwoordiger verder, “Als we de onderverdeling van dichterbij bekijken gaat het om 2.131 sociale huurders die minstens 50 procent meer verdienden. 849 sociale huurder die minstens 100 procent meer verdienden. Daarna volgen twee segmenten die ministens 150 procent meer en 200 procent meer verdienen dan de inkomensgrens vooropgesteld in 2019. Die categorieën zijn respectievelijk goed voor 522 en 419 sociale huurders.”
Toewijzingen dalen
Opmerkelijk is ook dat het aantal toewijzingen daalt. “Ondanks veel beloften en bijbouwen kan men jaarlijks niet meer mensen helpen. Bovendien zijn drie kwart van de toewijzingen ook voor mensen die reeds een sociale woning bewonen en moeten verhuizen wegens afbraak of renovatie”, stelt Van Volcem. Concreet wil dat zeggen dat de vele middelen en inspanningen niet helpen en niet genoeg zijn voor de vele wachtenden op een sociale woning.
“Vandaag staan eveneel mensen op de wachtlijst als mensen die sociale huurder zijn, maar de doelgroep is eigenlijk nog veel groter dan de wachtlijst. Slechts 25 procent van mensen die er recht op hebben schrijven zich in op de wachtlijst. De reële wachtlijst op basis van inkomen is 300000 wachtenden”, aldus de volksvertegenwoordiger.
“Tijd voor een nieuw verhaal waarbij men de middelen efficiënt inzet, de werkloosheidsval aangepakt wordt. De huisvestingsval bij huisprijsberekeningen en de huurpremie wegvalt als men aan de slag gaat. Een sociale woning moet vooral een tijdelijke oplossing zijn voor iedereen die gezond is en aan de slag kan”, zegt Van Volcem.
Schaarse grond
Daarbij wonen meer dan 31000 mensen met een handicap in een sociale woning. “Voor mensen die een beperking hebben niet aan de slag kunnen en weinig inkomen hebben, mag de sociale woning levenslang zijn, idem voor gepensioneerden. Wie tot de actieve bevolkingsgroep behoort en gezond is, is enkel tijdelijke hulp aangewezen. Geen langetermijncontract. Ik pleit ook voor meer inhuurname van panden in plaats van nieuwbouw. Nieuwbouw duurt te lang en de grond die de sociale huisvestingsmaatschappijen is schaars. Samen hebben die maatschappijen amper nog 1600 hectare grond. Snel gerekend is dat ongeveer nog goed voor 48000 woningen. Nog 250000 tekort als we ooit die wachtlijsten willen wegwerken”, stelt Van Volcem sterk.
BRUSSEL – Vlaams volksvertegenwoordiger Mercedes Van Volcem zetelt in de commissies Wonen & Onroerend Erfgoed en Mobiliteit & Openbare Werken. Vanuit het Vlaams parlement probeert ze met een Brugse bril het leven van de Vlaming te beïnvloeden voor het goede.
Commissie Wonen en Onroerend Erfgoed
Terwijl de woningprijzen hun opmars blijven voortzetten, is Vlaams minister van Wonen Matthias Diependaele (N-VA) voorlopig niet van plan om in te grijpen. “Ik ben terughoudend”, zei hij donderdag in de commissie Wonen van het Vlaams Parlement. “Het verleden heeft ons geleerd dat het zelden een goed idee is om de markt te corrigeren met fiscale maatregelen.”
Diependaele kreeg verscheidene vragen over de situatie op de woningmarkt van onder andere Mercedes Van Volcem (Open Vld). Er werd teruggegrepen naar een barometer van de notarisfederatie Fednot van eind februari, waaruit bleek dat woningen in de vijf Vlaamse provinciehoofdsteden in 2020 een stuk duurder zijn geworden: de prijzen voor huizen en appartementen stegen met bijna 7 procent ten opzichte van 2019.
In zijn reactie nuanceerde de minister in de eerste plaats de gegevens. Zo wees hij er onder meer op dat vooral duurdere woningen sterk in prijs stegen. “Daardoor kan het totaalbeeld vertekend zijn”, zei hij. “Goedkopere woningen stijgen ook in prijs, maar minder snel.”
Daarnaast gaf Diependaele te kennen dat nieuwe ondersteunende maatregelen nemen niet noodzakelijk wenselijk is. “Fiscale maatregelen kunnen een antwoord bieden op sommige vraagstukken, maar kunnen de woningmarkt ook destabiliseren”, luidde het. Bovendien verwees hij naar eerdere maatregelen, zoals de verlaging van de registratierechten op de aankoop van een woning van 7 naar 6 procent en de 9,1 miljard euro die de Vlaamse regering van 2021 tot 2024 zal investeren in woningbouw.
De minister voorziet daarom voorlopig niet in nieuwe initiatieven of maatregelen. “Ik ben terughoudend om zomaar nieuwe fiscale maatregelen te nemen”, zei hij. “Het verleden heeft ons geleerd dat het zelden een goed idee is om de markt te corrigeren met fiscale maatregelen.”
Daarnaast stelde Mercedes ook een vraag over het zicht op de woningmarkt na Covid en de invloed van Covid op ons wonen.
Lees hier de vragen die Mercedes stelde in de Commissie Onroerend erfgoed en Wonen:
In uitvoering van het Vlaams regeerakkoord moeten de bussen in stadskernen vanaf 2025 emissievrij rijden, en vanaf 2035 moet dat in heel Vlaanderen het geval zijn. Om haar busvloot te vergroenen, wil De Lijn in de komende jaren stapsgewijs elektrische bussen aankopen. Voor deze investering in bussen en bijbehorende oplaadinfrastructuur wil de Vlaamse Regering op zoek gaan naar private financiering. De vergroening van de busvloot en die private uitbesteding staat vandaag op de agenda.
BRUSSEL – In 2015 bedroeg het niet-geïndexeerd kadastraal inkomen van de gemiddelde Vlaamse woning 1010. In 2020 is dat nog 964, wat een daling van 4,5% betekent. Elk jaar zien we een daling. De nieuwe woningen die erbij komen hebben duidelijk een lager KI hebben dan de reeds bestaande woningen. Dat blijkt uit de cijfers die Vlaams parlementslid Mercedes Van Volcem opvroege bij minister Demir.
Van Volcem ziet een duidelijke tendens in de cijfers: “De grootste reden die ik zie voor de dalende trend is dat er steeds kleiner gebouwd wordt. Bij nieuwe woonontwikkeling hanteert men kleinere percelen en in de stad bouwen we een pak denser. De woonoppervlakte van nieuwbouw werd de voorbije jaren ook kleiner. Ook de typologie speelt een rol: appartementen hebben gemiddeld genomen een lager KI dan villawoningen. Dus als je verhoudingsgewijs meer appartementen bouwt dan diegene die er al staan draagt dat ook bij tot een dalend KI. In de centrumsteden Antwerpen en Turnhout daalde het gemiddelde KI zelfs met meer dan 10% sedert 2015.”
Het KI is een fictief inkomen dat overeenstemt met het gemiddelde jaarlijkse netto-inkomen dat het onroerend goed zijn eigenaar zou opbrengen in referentiejaar 1975.
In Vlaanderen zien we de laatste vijf jaar een steeds sneller dalende trend van het KI ten opzichte van het jaar ervoor. In 2020 daalde het KI van een gemiddelde Vlaamse woning met 1,37% ten opzichte van 2019.
‘Ik vind niet meteen een aantoonbare oorzaak, van de versnelde beweging de laatste 2 jaar. De steeds strengere energie-eisen zorgen wel dat er veel dichter op elkaar ontwikkeld wordt. Rijwoningen en appartementen zorgen gemiddeld voor een lagere KI.” aldus Van Volcem.
Gemiddeld KI
Vlaams gewest
Verschil
2015
1010,41
0
2016
1005,87
-0,45%
2017
999,38
-0,65%
2018
990,83
-0,86%
2019
978,16
-1,28%
2020
964,72
-1,37%
2015-2020
-4,52%
Dalend KI niet problematisch voor overheid
Het kadastraal inkomen (KI) vormt de basis voor de inning van de onroerende voorheffing en voor de bepaling van het onroerende inkomen dat in de personenbelasting belast wordt. Dat het gemiddeld KI daalt is op zich geen probleem voor de inkomsten van de overheid. “Er komen woningen bij, wat voor meer inkomsten zorgt. Het is een keuze van het beleid om niet alles vol te bouwen met grote villawijken. Dat nieuwe woningeigenaars gemiddeld genomen kleiner wonen en dus minder belastingen betalen is normaal.”
Grote verschillen per centrumstad
De gemiddelde KI’s verschillen ook aanzienlijk per centrumstad. “Een van de oorzaken is het type gebouwen: hoeveel rijwoningen en hoeveel (half) open bebouwingen heeft een stad. Of hoeveel gezinswoningen, kleine en grote appartementen of ruime villa’s worden in de stad gebouwd. Ook de waarde en afwerkingsgraad van de woningen zelf spelen een rol.” verduidelijkt Mercedes Van Volcem.
Roeselare is de ‘goedkoopste’ centrumstad als het op gemiddeld KI aankomt: 847 in 2020. Aalst volgt in het kielzog met 890. Leuven telt het hoogste gemiddelde KI met 1224 anno 2020, gevolgd door Antwerpen met 1152.
gemiddeld niet-geïndexeerd kadastraal inkomen per centrumstad
centrumstad
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Aalst
933,65
924,94
920,07
913,32
902,41
890,08
Antwerpen
1.289,80
1.273,30
1.249,52
1.224,72
1.187,02
1.152,23
Brugge
1.029,66
1.025,48
1.015,22
1.002,75
985,48
958,06
Genk
1.057,76
1.059,87
1.040,24
1.023,78
1.008,93
992,05
Gent
1.142,19
1.140,74
1.128,54
1.122,24
1.104,45
1.085,78
Hasselt
1.233,00
1.218,21
1.194,76
1.186,88
1.185,18
1.161,47
Kortrijk
1.134,36
1.129,02
1.123,48
1.115,47
1.106,43
1.084,63
Leuven
1.352,98
1.316,90
1.298,32
1.280,84
1.236,55
1.224,80
Mechelen
1.090,55
1.080,98
1.065,62
1.059,44
1.058,77
1.039,37
Oostende
947,31
942,33
935,98
930,58
919,97
905,05
Roeselaere
889,01
881,49
878,18
873,01
855,50
847,19
Sint-Niklaas
1.077,10
1.068,65
1.058,14
1.048,34
1.023,90
1.006,05
Turnhout
1.049,51
1.054,11
1.037,27
1.011,04
983,71
934,28
Vlaams Gewest
1.010,41
1.005,87
999,38
990,83
978,16
964,72
andere Vlaamse gemeenten
963,07
960,14
956,33
949,41
939,72
929,43
Gemiddelde KI per centrumstad.
Daling KI grootst in Antwerpen, Turnhout en Leuven
In de centrumsteden (-7,4%) daalt het gemiddeld KI van 2015 tot 2020 dubbel zo hard als in de andere gemeenten en steden (-3,5%). Onderling zijn er bovendien nog grotere verschillen. Turnhout spant de kroon met -11% gevolgd door Antwerpen (-10,7%) en Leuven (-9,5%). “Een mogelijke oorzaak is een groot aantal nieuwbouwprojecten die veel kleinere woonoppervlaktes hebben dan het bestaand patrimonium. Om dit met zekerheid te weten zou je nog iets diepgaandere analyses moeten doen per stad.” aldus Van Volcem.
procentuele toename gemiddeld niet-geïndexeerd kadastraal inkomen per centrumstad
De stad Brugge is geselecteerd voor en samenwerkingsproject Wonen-Welzijn ondersteund door de Vlaamse Regering. “Dit is zeer positief nieuws voor het Brugse Woon- en Welzijnsbeleid. Heel wat Brugse instellingen participeren mee in het project dat de bedoeling heeft om wonen en welzijn beter op elkaar af te stemmen.” verduidelijkt Vlaams parlementslid Mercedes Van Volcem(Open Vld).